Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], In den mond des dwazen is een [9]roede des hoogmoeds; maar de lippen der wijzen [10]bewaren hen. 9. Dat is, een hovaardige en trotse roede of stok, waarmede hij eensdeels anderen slaat als hij hen stoutelijk lastert, eensdeels zichzelven als hij, in zijn leugenspreken achterhaald zijnde, gelijk als met een wederslag geraakt wordt. 10. Te weten, door hun beleefde, voorzichtige en redelijke redenen, dat zij in het kwaad en onheil van den dwaas niet vallen.